Getekend door een 5-jarig meisje. Onderwerp: portret
Dit meisje zit in fase 2: de gecodeerde werkelijkheid.
Kenmerkend aan de gecodeerde werkelijkheid is dat de kinderen de vormen nog willekeurig op het vel plaatsen. Ze tekenen nog geen grondlijn. Het kind tekent niet hoe iets er precies uitziet, maar het zijn meer losse elementen aan elkaar vastgeplakt. De begrippen die bij deze fase horen zijn: objectkleuren, samengestelde vorm, koppoter, belang en verdringing.
Objectkleuren: Objectkleuren wil zeggen dat alles met 1 kleur is getekend. Het is de kleur die wordt toegepast op het hele object. In deze tekening is vrijwel alles met een grijs potlood getekend.
Samengestelde vorm: Een samengestelde vorm is een object dat uit meerdere delen bestaat (hij is dus samengesteld). Als je kijkt naar het 'mensje' (portret) op deze tekening, zie je dat deze samengesteld is, het hoofd los van de buik, armen en benen lopen ook niet uit het lijf door, enz.
Koppoter: Een koppoter kun je herkennen aan een gesloten cirkelvorm, waaraan lijnen zijn getekend. Kinderen hebben in deze fase dan een ‘mens’ getekend (menscodering). De koppoter wil dus zeggen: poten aan de kop. Het lijfje krijgt minder aandacht.
Dit meisje is al verder in haar ontwikkeling en tekent geen koppoters meer, maar een kopbuikpoter. Een buikpoter bestaat uit 2 gesloten cirkelvormen met daaraan lijnen, die staan voor de benen en de armen van de mens.
Dit meisje is al verder in haar ontwikkeling en tekent geen koppoters meer, maar een kopbuikpoter. Een buikpoter bestaat uit 2 gesloten cirkelvormen met daaraan lijnen, die staan voor de benen en de armen van de mens.
Belang en verdringing: Dit wil zeggen, dat het tekenen van een object stopt, omdat het in de knoop komt met een ander object. Dit is goed te zien aan de benen van het getekende mensje, de benen zijn heel kort omdat het anders niet meer op het vel paste.
Getekend door een 7-jarige jongen. Onderwerp: Wat zie je op zee?
Deze jongen zit in fase 2: de gecodeerde werkelijkheid.
Kenmerkend voor deze fase is dat de kinderen ontdekken dat het blad een boven- en een onderkant heeft, en zal zijn tekening daar ook op richten. De tekeningen worden vooral aan de onderkant van het blad gemaakt, op de grondlijn.
Je kunt de boot wat moeilijk herkennen, maar hij heeft al goed door dat een vis onder de boot zwemt in de zee. En dat je die dus ook onder de boot moet tekenen om een correct beeld van de werkelijkheid te geven.
Hij is dus al heel erg bezig met het plaatsen, het plaatsen van de juiste elementen op de juiste plek.
De begrippen die bij deze tekening horen, zijn afzonderlijke plaatsing, symbolisch kleurgebruik, meerdere grondlijnen.
Afzonderlijke plaatsing: Het kind tekent elk figuur in zijn geheel, naast de andere figuren, vanuit het standpunt dat waar één ding is niet tegelijkertijd iets anders kan zijn. Bovendien gaat het in tegen zijn gevoel van duidelijkheid om van een figuur delen weg te laten omdat die toevallig achter iets anders verborgen zijn. Dat is op deze tekening ook goed te zien. Niks overlapt elkaar, alles staat netjes getekend.
Symbolisch kleurgebruik: Het kind gebruikt kleuren voor bepaalde objecten die een diepere betekenis hebben. Zoals de lucht altijd blauw is en het gras altijd groen. Zo zie je op deze tekening dat de walvis blauw met wit is getekend. En het water wat de walvis uitspuwt is ook blauw, want zeewater is altijd blauw.
De boot daarentegen ziet er door de felle kleuren heel feestelijk uit.
Meerdere grondlijnen: Het kind maakt gebruik van meerdere grondlijnen. Helemaal onderaan de zee waar de vis in zwemt, en net onder de boot die op water drijft.
Getekend door een 12-jarig meisje. Onderwerp: Stripfiguren zo gedetailleerd mogelijk natekenen.
In deze tekening zie je dat er heel nauwkeurig gelet is op de vormgeving en het kleurgebruik.
Dit meisje is te plaatsen in fase 3: zichtbare werkelijkheid. Kenmerkend aan deze fase is dat alles zo gedetailleerd mogelijk wordt nagetekend, dit is goed te zien in de tekening - 'Kwak' (van Donald Duck).
Contour: Dit meisje heeft heel goed gekeken naar het contour van 'Kwak' (van Donald Duck), en zo precies mogelijk nagetekend. Ze heeft heel goed naar de omtrek van het hoofd van Kwak gekeken, naar de vormgeving naar de haartjes, de snavel enz.
Afsnijding: Op deze tekening heeft het meisje bewust gekozen voor afsnijding om de snavel, de ogen en de haartjes net nog iets beter uit te laten komen. Een bewuste keuze om niet het hele figuur of lichaam te tekenen maar zich alleen op het hoofd te focussen.
Centraal compositie: Kwak heeft een hele centrale compositie in de tekening. De nadruk ligt op het hoofd van de eend. Daar wordt ook alle aandacht naar toegetrokken.
Deze tekening valt in een hele andere fase.
Dit is een tekening van een 10-jarige jongen, hij heeft na een aantal keer het schilderij 'De Schreeuw' van Edvard Munch bestudeerd te hebben, het uit zijn hoofd zo precies mogelijk na te tekenen, maar vooral ook zijn gevoel laten spreken. Dit zie je aan het kleurgebruik, verschillende kleuren blauw, de bewegingen die golvend zijn.
Deze jongen zou ik daarom ook plaatsen in fase 4: zelfstandige verwerkingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten