Tekening van de zon, de maan en de sterren.
Getekend door een jongen, 4 jaar oud. Onderwerp: De ruimte.
Getekend door een jongen, 4 jaar oud. Onderwerp: De ruimte.
De jongen die deze tekening heeft gemaakt, zit in fase 1:
‘krabbelfase’. Kenmerkend voor deze fase is dat de kinderen nog de grove
motoriek hebben; zij kleuren vanuit de elleboog. Zij vinden het fascinerend dat
er iets achterblijft op het papier, en dat er nog meer kleuren zijn.
De fase die hierop volgt, is fase 2a: ‘gecodeerde werkelijkheid’.
De begrippen die bij deze tekening horen, zijn ‘krabbels’, ‘lijnen’ en ‘functionele kleuren’.
Krabbels: Het begrip krabbels hoort bij deze tekening, omdat krabbels kenmerkend zijn voor deze periode. Kinderen krabbelen vaak maar wat, en het eerste wat jij zegt is: Mooi, maar wat is het? De kinderen weten zelf niet eens wat het is, de volgende dag is het weer iets heel anders.
Lijnen: Deze tekening bestaat grotendeels uit lijnen. Deze lijnen hebben verschillende kleuren en verschillende grootten. Zigzagbewegingen, ronde lijnen, horizontale lijnen en rechte lijnen.
Functionele kleuren: Kinderen gebruiken verschillende kleuren, om de objecten goed te kunnen onderscheiden van elkaar.
Toch maakt het kind bij deze tekening, gebruik van schemakleuren. Schemakleuren zijn cliché: groen gras, blauwe lucht. Het kind weet dat de sterren en de maan ‘geel’ zijn, en dat de ruimte eromheen zwart is. Op deze tekening is dat zichtbaar.
De fase die hierop volgt, is fase 2a: ‘gecodeerde werkelijkheid’.
De begrippen die bij deze tekening horen, zijn ‘krabbels’, ‘lijnen’ en ‘functionele kleuren’.
Krabbels: Het begrip krabbels hoort bij deze tekening, omdat krabbels kenmerkend zijn voor deze periode. Kinderen krabbelen vaak maar wat, en het eerste wat jij zegt is: Mooi, maar wat is het? De kinderen weten zelf niet eens wat het is, de volgende dag is het weer iets heel anders.
Lijnen: Deze tekening bestaat grotendeels uit lijnen. Deze lijnen hebben verschillende kleuren en verschillende grootten. Zigzagbewegingen, ronde lijnen, horizontale lijnen en rechte lijnen.
Functionele kleuren: Kinderen gebruiken verschillende kleuren, om de objecten goed te kunnen onderscheiden van elkaar.
Toch maakt het kind bij deze tekening, gebruik van schemakleuren. Schemakleuren zijn cliché: groen gras, blauwe lucht. Het kind weet dat de sterren en de maan ‘geel’ zijn, en dat de ruimte eromheen zwart is. Op deze tekening is dat zichtbaar.
#2
Tekening van een verjaardagstaart, slingers, feest.
Getekend door een jongen, 4 jaar oud. Onderwerp: Feest.
De jongen die deze tekening heeft gemaakt, zit in fase 2a: ‘gecodeerde werkelijkheid.’ Kenmerkend voor deze fase is dat de kinderen de vormen nog meer willekeurig op het vlak plaatsen. Het kind tekent niet de werkelijkheid na, en tekent ook niet precies wat het weet. Het gaat vooral om het ‘hoe’ van dingen. De begrippen die hierbij horen, zijn objectkleuren, samengestelde vorm, koppoter, belang en verdringing,
Getekend door een jongen, 4 jaar oud. Onderwerp: Feest.
De jongen die deze tekening heeft gemaakt, zit in fase 2a: ‘gecodeerde werkelijkheid.’ Kenmerkend voor deze fase is dat de kinderen de vormen nog meer willekeurig op het vlak plaatsen. Het kind tekent niet de werkelijkheid na, en tekent ook niet precies wat het weet. Het gaat vooral om het ‘hoe’ van dingen. De begrippen die hierbij horen, zijn objectkleuren, samengestelde vorm, koppoter, belang en verdringing,
Objectkleuren: Objectkleuren
wil zeggen: met 1 kleur alles getekend, het is de kleur die wordt toegepast op
het hele object. In deze tekening is vrijwel alles met dezelde kleur rood
getekend, op 1 blauw kaarsje en 1 geel kaarsje na.
Samengestelde vorm: Een
samengestelde vorm is een object dat uit meerdere delen bestaat (hij is dus
samengesteld). Als je kijkt naar de taart op deze tekening, zie je dat deze
samengesteld is.
Koppoter: Een
koppoter kun je herkennen aan een gesloten cirkelvorm, waaraan lijnen zijn
getekend. Kinderen hebben in deze fase dan een ‘mens’ getekend (menscodering). De
koppoter wil dus zeggen: poten aan de kop. Op deze tekening is dat ook goed te
zien, rechts van de taart.
Het is een groot hoofd, omdat het grote pratende hoofd, met die grote ogen, daar de aandacht op gericht is. Het lijfje krijgt minder aandacht.
à Later zal dit begrip uitgroeien tot kopbuikpoter: 2 gesloten cirkelvormen met daaraan lijnen, die staan voor de benen en de armen van de mens.
Het is een groot hoofd, omdat het grote pratende hoofd, met die grote ogen, daar de aandacht op gericht is. Het lijfje krijgt minder aandacht.
à Later zal dit begrip uitgroeien tot kopbuikpoter: 2 gesloten cirkelvormen met daaraan lijnen, die staan voor de benen en de armen van de mens.
Belang en
verdringing: Dit wil zeggen, dat het tekenen van een object stopt, omdat
het in de knoop komt met een ander object. Dit is goed te zien bovenaan bij de
kaarsjes op de taart. Het tekent niet verder, niet door de slingers heen. Ook
is dit te zien in de slingers, links van de taart. Het overlapt elkaar niet.
De jongen die deze tekening heeft gemaakt, zit in fase 2b: ‘gecodeerde
werkelijkheid.’ Kenmerkend voor deze fase is dat de kinderen ontdekken dat het
blad een boven- en een onderkant heeft, en zal zijn tekening daar ook op
richten. De tekeningen worden vooral aan de onderkant van het blad gemaakt, op
de grondlijn.
De begrippen die bij deze tekening horen, zijn grondlijn, afzonderlijke plaatsing, symbolisch kleurgebruik, meerdere grondlijnen, omklapping.
De begrippen die bij deze tekening horen, zijn grondlijn, afzonderlijke plaatsing, symbolisch kleurgebruik, meerdere grondlijnen, omklapping.
Grondlijn: Het
kind maakt gebruik van een grondlijn, onderaan het blad. Op deze tekening is
dat goed te zien, bij de glijbaan en het mannetje.
Afzonderlijke
plaatsing: Het kind tekent elk
figuur in zijn geheel, naast de andere figuren, vanuit het standpunt dat waar
één ding is niet tegelijkertijd iets anders kan zijn. Bovendien druist het in
tegen zijn gevoel van duidelijkheid om van een figuur delen weg te laten omdat
die toevallig achter iets anders verborgen zijn. Dat is op deze tekening
ook goed te zien. Niks overlapt elkaar, alles staat netjes getekend.
Meerdere grondlijnen:
Het kind maakt gebruik van meerdere grondlijnen. Een helemaal onderaan in
beeld, bij de glijbaan en het mannetje, maar daarboven ook 1 waar de schommel
en de wip op staan.
Omklapping: De
zijkanten (in het rood) van de glijbaan zijn omgeklapt. Je kunt het vanaf deze
kant niet zien, toch is het getekend, evenals de glijbaan zelf (in het blauw).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten