vrijdag 31 mei 2013

Beeldend Vermogen




Getekend door een 5-jarig meisje. Onderwerp: portret
Dit meisje zit in fase 2: de gecodeerde werkelijkheid.
Kenmerkend aan de gecodeerde werkelijkheid is dat de kinderen de vormen nog willekeurig op het vel plaatsen. Ze tekenen nog geen grondlijn. Het kind tekent niet hoe iets er precies uitziet, maar het zijn meer losse elementen aan elkaar vastgeplakt. De begrippen die bij deze fase horen zijn: objectkleuren, samengestelde vorm, koppoter, belang en verdringing.

Objectkleuren: Objectkleuren wil zeggen dat alles met 1 kleur is getekend. Het is de kleur die wordt toegepast op het hele object. In deze tekening is vrijwel alles met een grijs potlood getekend.
Samengestelde vorm: Een samengestelde vorm is een object dat uit meerdere delen bestaat (hij is dus samengesteld). Als je kijkt naar het 'mensje' (portret) op deze tekening, zie je dat deze samengesteld is, het hoofd los van de buik, armen en benen lopen ook niet uit het lijf door, enz.
Koppoter: Een koppoter kun je herkennen aan een gesloten cirkelvorm, waaraan lijnen zijn getekend. Kinderen hebben in deze fase dan een ‘mens’ getekend (menscodering). De koppoter wil dus zeggen: poten aan de kop. Het lijfje krijgt minder aandacht.
Dit meisje is al verder in haar ontwikkeling en tekent geen koppoters meer, maar een kopbuikpoter. Een buikpoter bestaat uit 2 gesloten cirkelvormen met daaraan lijnen, die staan voor de benen en de armen van de mens. 
Belang en verdringing: Dit wil zeggen, dat het tekenen van een object stopt, omdat het in de knoop komt met een ander object. Dit is goed te zien aan de benen van het getekende mensje, de benen zijn heel kort omdat het anders niet meer op het vel paste. 


Getekend door een 7-jarige jongen. Onderwerp: Wat zie je op zee?
Deze jongen zit in fase 2: de gecodeerde werkelijkheid.
Kenmerkend voor deze fase is dat de kinderen ontdekken dat het blad een boven- en een onderkant heeft, en zal zijn tekening daar ook op richten. De tekeningen worden vooral aan de onderkant van het blad gemaakt, op de grondlijn.

Je kunt de boot wat moeilijk herkennen, maar hij heeft al goed door dat een vis onder de boot zwemt in de zee. En dat je die dus ook onder de boot moet tekenen om een correct beeld van de werkelijkheid te geven.
Hij is dus al heel erg bezig met het plaatsen, het plaatsen van de juiste elementen op de juiste plek.

De begrippen die bij deze tekening horen, zijn afzonderlijke plaatsing, symbolisch kleurgebruik, meerdere grondlijnen.

Afzonderlijke plaatsing: Het kind tekent elk figuur in zijn geheel, naast de andere figuren, vanuit het standpunt dat waar één ding is niet tegelijkertijd iets anders kan zijn. Bovendien gaat het in tegen zijn gevoel van duidelijkheid om van een figuur delen weg te laten omdat die toevallig achter iets anders verborgen zijn. Dat is op deze tekening ook goed te zien. Niks overlapt elkaar, alles staat netjes getekend. 
Symbolisch kleurgebruik: Het kind gebruikt kleuren voor bepaalde objecten die een diepere betekenis hebben. Zoals de lucht altijd blauw is en het gras altijd groen. Zo zie je op deze tekening dat de walvis blauw met wit is getekend. En het water wat de walvis uitspuwt is ook blauw, want zeewater is altijd blauw.
De boot daarentegen ziet er door de felle kleuren heel feestelijk uit. 
Meerdere grondlijnen: Het kind maakt gebruik van meerdere grondlijnen. Helemaal onderaan de zee waar de vis in zwemt, en net onder de boot die op water drijft.



Getekend door een 12-jarig meisje. Onderwerp: Stripfiguren zo gedetailleerd mogelijk natekenen.
In deze tekening zie je dat er heel nauwkeurig gelet is op de vormgeving en het kleurgebruik.
Dit meisje is te plaatsen in fase 3: zichtbare werkelijkheid. Kenmerkend aan deze fase is dat alles zo gedetailleerd mogelijk wordt nagetekend, dit is goed te zien in de tekening -  'Kwak' (van Donald Duck).
De begrippen die bij deze tekening horen zijn: contour, afsnijding, centraal compositie.

Contour: Dit meisje heeft heel goed gekeken naar het contour van 'Kwak' (van Donald Duck), en zo precies mogelijk nagetekend. Ze heeft heel goed naar de omtrek van het hoofd van Kwak gekeken, naar de vormgeving naar de haartjes, de snavel enz.
Afsnijding: Op deze tekening heeft het meisje bewust gekozen voor afsnijding om de snavel, de ogen en de haartjes net nog iets beter uit te laten komen. Een bewuste keuze om niet het hele figuur of lichaam te tekenen maar zich alleen op het hoofd te focussen.
Centraal compositie: Kwak heeft een hele centrale compositie in de tekening. De nadruk ligt op het hoofd van de eend. Daar wordt ook alle aandacht naar toegetrokken.


Deze tekening valt in een hele andere fase.
Dit is een tekening van een 10-jarige jongen, hij heeft na een aantal keer het schilderij 'De Schreeuw' van Edvard Munch bestudeerd te hebben, het uit zijn hoofd zo precies mogelijk na te tekenen, maar vooral ook zijn gevoel laten spreken. Dit zie je aan het kleurgebruik, verschillende kleuren blauw, de bewegingen die golvend zijn.
Deze jongen zou ik daarom ook plaatsen in fase 4: zelfstandige verwerkingen.

Beeldend Probleem



Ter introductie van het onderwerp 'Beeldend probleem' kregen we een fragment te zien uit de film Finding Nemo. Voordat we dit fragment bekeken werd verteld waar we op moesten letten (kijkvragen/opdracht).

  • Omschrijf de verschillende vormen van 4 vissen.
  • Hoe onderscheiden de vissoorten zich wat betreft bewegingen?

Alle vissen hebben een eigen karakter, kleur en beweging!

Vervolgens was er voor ons een praktische opdracht met als onderwerp 'tropisch rif'.
Hierbij was de bedoeling dat we in viertallen een stop-motion-film gingen maken. 
Uit verschillende vormen en kleuren schuimrubber moesten wij, met ons groepje, een tropische vissoort en rif (2 pnt) samenstellen met een volwassen karakter (2 pnt).
Daarbij moest er een eenvoudig decor (wier) worden samengesteld van dezelfde soort schuimrubbers.
Met stop-motion moesten wij ervoor zorgen dat het rif tot leven moest komen door de vis op sierlijke wijze (1 pnt) te laten zwemmen langs het deinende wier (1 pnt).
Heel belangrijk daarbij is dat de achtergrond (in dit geval het wier) moet verplaatsen in plaats van de vis, wat in ons geval niet helemaal gelukt is (0 pnt).

Ons stop-motion-filmpje krijgt volgens de matrix 6 punten toegekend.





Beeldend vermogen

#1



Tekening van de zon, de maan en de sterren.
Getekend door een jongen, 4 jaar oud. Onderwerp: De ruimte.
De jongen die deze tekening heeft gemaakt, zit in fase 1: ‘krabbelfase’. Kenmerkend voor deze fase is dat de kinderen nog de grove motoriek hebben; zij kleuren vanuit de elleboog. Zij vinden het fascinerend dat er iets achterblijft op het papier, en dat er nog meer kleuren zijn.
De fase die hierop volgt, is fase 2a: ‘gecodeerde werkelijkheid’.
De begrippen die bij deze tekening horen, zijn ‘krabbels’, ‘lijnen’ en ‘functionele kleuren’.

Krabbels: Het begrip krabbels hoort bij deze tekening, omdat krabbels kenmerkend zijn voor deze periode. Kinderen krabbelen vaak maar wat, en het eerste wat jij zegt is: Mooi, maar wat is het? De kinderen weten zelf niet eens wat het is, de volgende dag is het weer iets heel anders.

Lijnen: Deze tekening bestaat grotendeels uit lijnen. Deze lijnen hebben verschillende kleuren en verschillende grootten. Zigzagbewegingen, ronde lijnen, horizontale lijnen en rechte lijnen.

Functionele kleuren: Kinderen gebruiken verschillende kleuren, om de objecten goed te kunnen onderscheiden van elkaar.

Toch maakt het kind bij deze tekening, gebruik van schemakleuren. Schemakleuren zijn cliché: groen gras, blauwe lucht. Het kind weet dat de sterren en de maan ‘geel’ zijn, en dat de ruimte eromheen zwart is. Op deze tekening is dat zichtbaar.



#2
Tekening van een verjaardagstaart, slingers, feest.
Getekend door een jongen, 4 jaar oud. Onderwerp: Feest.
De jongen die deze tekening heeft gemaakt, zit in fase 2a: ‘gecodeerde werkelijkheid.’ Kenmerkend voor deze fase is dat de kinderen de vormen nog meer willekeurig op het vlak plaatsen. Het kind tekent niet de werkelijkheid na, en tekent ook niet precies wat het weet. Het gaat vooral om het ‘hoe’ van dingen. De begrippen die hierbij horen, zijn objectkleuren, samengestelde vorm, koppoter, belang en verdringing,

Objectkleuren: Objectkleuren wil zeggen: met 1 kleur alles getekend, het is de kleur die wordt toegepast op het hele object. In deze tekening is vrijwel alles met dezelde kleur rood getekend, op 1 blauw kaarsje en 1 geel kaarsje na.

Samengestelde vorm: Een samengestelde vorm is een object dat uit meerdere delen bestaat (hij is dus samengesteld). Als je kijkt naar de taart op deze tekening, zie je dat deze samengesteld is.

Koppoter: Een koppoter kun je herkennen aan een gesloten cirkelvorm, waaraan lijnen zijn getekend. Kinderen hebben in deze fase dan een ‘mens’ getekend (menscodering). De koppoter wil dus zeggen: poten aan de kop. Op deze tekening is dat ook goed te zien, rechts van de taart.
Het is een groot hoofd, omdat het grote pratende hoofd, met die grote ogen, daar de aandacht op gericht is. Het lijfje krijgt minder aandacht.
à Later zal dit begrip uitgroeien tot kopbuikpoter: 2 gesloten cirkelvormen met daaraan lijnen, die staan voor de benen en de armen van de mens.

Belang en verdringing: Dit wil zeggen, dat het tekenen van een object stopt, omdat het in de knoop komt met een ander object. Dit is goed te zien bovenaan bij de kaarsjes op de taart. Het tekent niet verder, niet door de slingers heen. Ook is dit te zien in de slingers, links van de taart. Het overlapt elkaar niet.


 #3


De jongen die deze tekening heeft gemaakt, zit in fase 2b: ‘gecodeerde werkelijkheid.’ Kenmerkend voor deze fase is dat de kinderen ontdekken dat het blad een boven- en een onderkant heeft, en zal zijn tekening daar ook op richten. De tekeningen worden vooral aan de onderkant van het blad gemaakt, op de grondlijn.
De begrippen die bij deze tekening horen, zijn grondlijn, afzonderlijke plaatsing, symbolisch kleurgebruik, meerdere grondlijnen, omklapping.

Grondlijn: Het kind maakt gebruik van een grondlijn, onderaan het blad. Op deze tekening is dat goed te zien, bij de glijbaan en het mannetje.

Afzonderlijke plaatsing: Het kind tekent elk figuur in zijn geheel, naast de andere figuren, vanuit het standpunt dat waar één ding is niet tegelijkertijd iets anders kan zijn. Bovendien druist het in tegen zijn gevoel van duidelijkheid om van een figuur delen weg te laten omdat die toevallig achter iets anders verborgen zijn. Dat is op deze tekening ook goed te zien. Niks overlapt elkaar, alles staat netjes getekend.

Meerdere grondlijnen: Het kind maakt gebruik van meerdere grondlijnen. Een helemaal onderaan in beeld, bij de glijbaan en het mannetje, maar daarboven ook 1 waar de schommel en de wip op staan.

Omklapping: De zijkanten (in het rood) van de glijbaan zijn omgeklapt. Je kunt het vanaf deze kant niet zien, toch is het getekend, evenals de glijbaan zelf (in het blauw). 

vrijdag 17 mei 2013

Beeldend probleem

De opdracht was om een stopmotion filmpje te maken van een vis, die sierlijk door het riet zwemt. We moesten dit doen in drie- of viertallen. Christel deed het samen met Larissa en Maxime.
De vis en het riet werd gemaakt met schuimrubberen figuurtjes: vierkantjes, 'druppels', driehoeken, en meer.
We verdeelden de taken: de een maakte de foto's, de andere 2 verschoven steeds de figuurtjes. De vis is niet verplaatst, dit wordt wel gesuggereerd. Dit komt doordat wij het riet verplaatst hebben.
De materialen die we hierbij gebruikt hebben, zijn: een camera (die aangesloten was met de laptop), een blauw blad (voor de achtergrond), schuimrubberen figuurtjes (voor de vis en het riet) en plakband om het blauwe blad vast te zetten. Dit filmpje is het resultaat!



De afbeelding hierboven is het beoordelingsmodel / beoordelingsmatrix. Hiermee wordt gekeken welk cijfer het geheel (filmpje, vis, riet, enz) krijgt. Totaal kun je 10 punten halen, wat overeenkomt met het cijfer 10.
In ons filmpje is het rif en de vissoort samengesteld, 2 punten.
De vis heeft een volwassen vorm, maar is niet echt tropisch. 1 punt.
Het rif verplaatst in achtergrond, 2 punten.
Wieren deinen in de golven, nee. 0 punten.
Vloeiende, sierlijke zwembeweging: 1 punt.
Ons geheel (filmpje, vis, riet) heeft in totaal 6 punten, wat neerkomt op een 6.